Drie X anders
I.
bij het werk van Walburgis Meijers
Tijd voor iets anders, maar de afwas wacht.
Wie mag er boenen, wie moet er drogen?
Het lot heeft in mijn voordeel gewogen.
Ik maak het sop, zij uit een jammerklacht.
Bestek en borden naar de diepte gebracht
en tot slot in voorzichtig mededogen
volgt het glaswerk met water volgezogen
weerkaatst de tl-balk, kneedt hem tot zacht.
Opeens iets anders in gewoon gebeuren,
langzaam laat ik licht door mijn handen gaan,
de augurkenpot geeft de mooiste kleuren.
Ik blus hem na onder de warme kraan.
Dan klinkt ongeduldig: ‘Ik wil niet zeuren.
Het is acht uur. Ik laat de rest wel staan.’
II.
bij het werk van Sari Piek
Tijd voor iets anders, maar dan lokt de tv.
Journaal of Goede c.q. Slechte tijden;
zij wint, haar duim mag de toetsen rijden,
mijn ogen volgen de hare gedwee.
Ik maak eerst voor mij koffie, voor haar thee,
waaraan ze nog net dankjewel kan wijden,
verslingerd aan de flikkerende zijde
van het bestaan, de platte blauwe zee.
Opeens lijkt iets anders uit gewoonte ontloken.
Ze zit met haar handen onder haar kin.
Ze glimlacht in het niets, heeft niet gesproken.
Een ogenblik, een gezicht, een stukje zin
op het spannendst wordt het verhaal gebroken
met telkens eenzelfde einde als begin.
III.
bij het werk van Robert Roelink
Tijd voor iets anders, maar de vuilniszak
is vol. De tv heeft zich laten doven.
Ik zal wat aan beweging moeten geloven.
Zij blijft en ik ga naar de afvalbak.
In het duister van het levensgemak
open ik de klep, houd de zak erboven
had hem er zo achteloos ingeschoven,
als niet mijn nieuwsgierigheid tot mij sprak.
Opeens iets anders dan gewoon. Heel even
overwoog ik iets dat weggegooid was
dat als vanzelf naar mij toe kwam zweven
te redden van verval uit stof en as;
ik twijfelde om mij over te geven,
want wanneer komt anders gewoon te pas?
Paul Marius Borggreve