17 jan 2011

Koppermaandag 10 januari 2011. Gedicht door Paul M Borggreve voor Forma Aktua.


Kopperdicht
 
De maandag na Driekoningen staat bekend
als Koppermaandag, een vergeten feest
uit een wereld die al lang is geweest,
maar wel de oorzaak van de Kopperprent.

Het was de start van het werkende jaar,
na kerst, oud en nieuw, de kortste dag,
was er weer een tijd van orde en gezag.
De gilden kwamen daarom bij elkaar,

maar alvorens de ijver weer begon,
hief men eerst uitbundig het volle glas
op wat komen mocht en geweest was,
in besef: er is niets nieuws onder de zon.

Waarom die maandag nou ‘Kopper’ heet
staat niet vast. ‘Kopper’ zou kunnen zijn:
‘kop’, de beker op het drinkfestijn
of ‘koppel’; wat men namelijk deed

was oversluiten van een eerder contract
met een klant. Men gaf ook een klein geschenk,
een gebaar, meer dan zomaar een wenk,
daarin was namelijk het vakmanschap verpakt.

Drukkers gaven zo een gedrukte plaat
gemaakt door de meest behepte gezel,
een daardoor gewoonlijk zeer gewild vel,
dat onder het borrelen werd bepraat.

Kopperen stierf samen met de gilden uit,
alleen de drukkers gingen er mee door,
een feest voor het oog, maar ook voor het oor,
want bij de prent hoorde tot besluit

ook een ‘Kopperdicht’, een berijmd verhaal
door een min of meer bekende poëet
die helaas wat van de feestvreugde afdeed
door een dichtwerk met een zware moraal.

Het woord ‘Kopperdicht’ komt niet van ‘kop’
of van ‘koppel’, maar is als volgt ontstaan:
na een eerste dronk brak het moment aan
voor het gedicht. De meesterdrukker stond op

en sprak tot zijn gezellen gericht:
‘We gaan luisteren. Allemaal stil’,
maar er was drank, dus gegier en gegil,
dan brulde hij tot slot: ‘En nu Koppen dicht!’

Paul Marius Borggreve
voor Koppermaandag 10 januari 2011, Forma Aktua Pinakotheek

Geen opmerkingen:

Een reactie posten